Bloemen langs de weg

Steunpunt migranten met een visuele beperking

Het verhaal van Alej

Kosovo herstelt zich, maar Alej?

Alej was veertig toen hij naar Nederland vluchtte. Hij had nooit een plan gemaakt om Kosovo te verlaten. Hij hield en houdt van zijn geboorteland. Achter hem stortte zijn wereld in.

De eerste die zich aanmeldde toen ik bij Visio Leiden met de lessen Nederlands als tweede taal begon, was Alej. Tijdens het intakegesprek hielp een tolk verwoorden wat hij wilde zeggen. Hij sprak geen Nederlands, geen woord. Het was september 2001 en Alej woonde sinds 1999 in Nederland.

Voor Alej in Nederland kwam, had hij een barre tocht achter de rug. Met zijn vrouw Dritta, zijn dochtertje van drie en zoontje van twee jaar, voegde hij zich bij de stoet van één miljoen mensen die vluchtten voor het geweld van de Serviërs in Kosovo. Vijfhonderdduizend van hen belandden in Albanië en de andere helft kwam in tentenkampen in Macedonië terecht.

Deze gedwongen tocht van 75 kilometer zal Alej nooit vergeten. Het lawaai van de beschietingen, de haast, de volslagen duisternis veroorzaakt door zijn blindheid, in combinatie met het gevoel van verantwoordelijkheid tegenover zijn vrouw en kinderen, deden de angst groeien.

Op 5 mei 1999, na een verblijf van drie weken in een tentenkamp, landden Alej en Dritta met hun kinderen op het vliegveld van Eindhoven. Eén maand verbleef Alej met zijn gezin in het asielzoekerscentrum van Ter Apel en vijf maanden in het azc Den Haag voordat hij een flat in de residentie toegewezen kreeg. Hier begon voor hen een totaal ander leven dan dat wat ze in Kosovo gewend waren.

In zijn voormalige vaderland werkte hij 22 jaar als telefonist bij een grote bakkerij en ook in Nederland wilde hij zo snel mogelijk de draad weer oppakken. Dat betekende de Nederlandse taal leren en werk vinden. Visio Leiden startte in het najaar van 2001 met het project Revalidatietaal. Alej meldde zich aan en hij begon in januari 2002 met de lessen.

Een ochtend per week deed hij zijn best de nieuwe taal te leren. Al snel bleek dat Alej een kleine voorsprong had op zijn medecursisten. In het voormalige Joegoslavië bezocht hij gedurende elf jaar een blindeninstituut. Daar had hij noodzakelijke vaardigheden geleerd om als blinde zelfstandig te kunnen functioneren. Alej beheerste het braille uitstekend. Zijn schrijf- en leesvaardigheid was, vergeleken met dat van zijn medecursisten, goed. Vooral de cursisten die niet in het westerse schrift gealfabetiseerd waren, hadden meer moeite om het Nederlands in woord en geschrift onder de knie te krijgen.

Toch verliepen de lessen niet zoals Alej het graag had gewild. Het gedwongen overhaaste vertrek uit zijn vaderland, de bombardementen door zowel de Serviërs als de NAVO, en de angst die hiermee gepaard was gegaan, bleken geen positieve invloed te hebben op zijn concentratievermogen. Alej kon de oorlog niet vergeten en hij kreeg hulp bij de verwerking van zijn oorlogstrauma.

Bovendien was er de spanning die de asielaanvraag met zich meebracht. Hij was in 1999 uitgenodigd om naar Nederland te komen maar toen hij de uitnodiging om wilde zetten in een constant verblijf, botste Alej op tegenstand. Pas in 2007, het jaar van het generale pardon, kreeg het gezin een verblijfsvergunning.

Alej heeft geprobeerd om in Nederland een nieuw leven te beginnen. In Kosovo zou het hem na de oorlog niet gelukt zijn. Het land lag in puin. Zijn baan was er niet meer. Voor zijn vrouw en kinderen kon hij niet zorgen. Kosovo zat niet te wachten op een man met een visuele beperking.

Maar in Nederland heeft Alej evenmin werk. Hij spreekt nauwelijks Nederlands. In 2005 vroeg hij bij Visio of ze hem wilden helpen met scholing en het vinden van een baan. Met zijn verzoek is niets gedaan. Toen de lessen Nederlands als tweede taal stopten, hield ook het contact met Visio op.

Hulpmiddelen heeft hij niet, behalve een stok die hij af en toe gebruikt. Het is voor hem een merkwaardig hulpmiddel. In Kosovo is een stok volkomen nutteloos. Alle weggebruikers rijden en lopen door elkaar. Stoepen zijn er niet. Toen Alej nog werkte, reisde hij met vrienden of collega’s dagelijks naar de bakkerij in Pristina.

Volgens Alej kijken Kosovaren niet neer op gehandicapten. Het probleem is dat het ze niet boeit. Dit geldt eveneens voor de Kosovaarse regering. Gehandicapten laten ze links liggen. Het gevolg is dat ze daar geen goede sociale voorzieningen kennen. Van een kleine maandelijkse uitkering van vijftig euro kan iemand met een handicap precies wat eten, schoon water en kleding kopen. Een bezoekje aan een arts is onbetaalbaar. De werkeloosheid in Kosovo is zeer hoog. Familieleden van gehandicapten zijn zelf nauwelijks in staat het hoofd boven water te houden.

Alej en Dritta hebben inmiddels drie kinderen die hier op school zitten, met hen gaat het goed. Zij hebben nog nooit ook maar iets van discriminatie gevoeld. Dritta werkt vrijwillig bij een voedsel- en kledingbank. Het gezin heeft enkele fijne Nederlandse vrienden en goed contact met de buren.

Alej vertelt dat hij, toen hij voor het eerst voet op Nederlandse bodem zette, ongelooflijk blij was om in een echte democratie te mogen wonen. Verder viel hem direct het georganiseerde verkeer op. Iedereen heeft in Nederland zijn eigen plaats. De fietsers op de fietspaden, de auto’s op de weg en de voetgangers op de stoep.

Vooral de geuren in Nederland vindt Alej geweldig, de bloemen en bovenal het vers gemaaide gras. Hij is, ondanks alles, gelukkig, omdat hij met zijn vrouw en kinderen heelhuids door de oorlog is gekomen. Hier zijn ze veilig. Als er iets met de kinderen is dan kan hij met ze naar een dokter en ze kunnen naar school. Zijn kinderen krijgen de kans om aan hun toekomst te werken.