Bloemen langs de weg

Steunpunt migranten met een visuele beperking

Het verhaal van Sohrab

‘Vluchtelingenwerk heeft mij nooit verteld welke mogelijkheden er in Nederland zijn om met een visuele beperking te studeren’

Sohrab is geboren in een klein dorp. Zijn ouders ontdekten al snel dat er iets vreemds met hem aan de hand was. Albinisme was in dat dorpje onbekend en zijn ouders maakten zich zorgen. Zijn vader, een gelovig moslim, heeft veel voor Sohrab gebeden. Hij was angstig voor de toekomst van zijn zoon. Maar zijn vader droomde over hem. Hij zag zijn zoon, groot en stralend op een berg. Daarna was Sohrabs vader overtuigd: ‘Het komt wel goed met dat kind.’

Sohrab studeerde tijdens het bewind van de sjah Perzische taal en literatuur aan de universiteit van Mashhad. Hij was tegen het dictatoriale beleid van de sjah en voor een democratie. Hij werd gearresteerd en hij zat drie jaar in de gevangenis. Na de revolutie gingen de deuren van de gevangenissen open en ook Sohrab kwam vrij.

In 1994 vluchtte Sohrab om verschillende redenen naar Nederland. Als voormalig gevangene met linkse sympathieën en tegenstander van het regime van Khomeini kon hij geen baan meer vinden in Iran. Zijn uiterlijk speelde ook een rol bij de beslissing tot vluchten.

Sohrab: ‘Waarom ik Sohrab wil heten? Hij is een held uit de Shahnameh, een episch gedicht uit Perzië van rond de eerste eeuwwisseling, volgens de westerse jaarteling. Het boek bevat de geschiedenis van Perzië voordat de islam het land veroverde. De verhalen die erin staan gaan over Perzische koningen en hun heldendaden. Een van de geschiedenissen is de tragedie van Rostam en zijn zoon Sohrab, Sohrab is de beste vechter van het land. Rostam weet niet dat Sohrab zijn zoon is en hij doodt hem in een tweegevecht.

Thuis had ik vier broertjes en zusjes. Mijn ouders hebben mij nooit gediscrimineerd. Ik ging, net als alle kinderen, toen ik zeven jaar was naar school. In de klas kon ik het bord niet zien maar toen dacht ik dat alle kinderen zo waren als ik.

Na enkele jaren ontdekte ik dat ik anders was. Ik kreeg veel slaag van de meester omdat ik niet wist wat er op het bord stond. Eigenlijk was de meester een beetje dom. Hij begreep niet dat ik met wat eenvoudige middelen geholpen zou kunnen worden.

Zelf merkte ik toen pas dat ik problemen had met zien en ik probeerde er oplossingen voor te bedenken. Ik luisterde tijdens de lessen goed en thuis werkte ik ze uit en bereidde ik me voor op de volgende lessen. De laatste jaren van de basisschool hoorde ik tot de beste leerlingen.

Op de middelbare school ging het goed. De leraren begrepen me. Toch was het moeilijk want in Iran waren toen geen hulpmiddelen, zoals loeps voor slechtzienden.

Het ging goed op school maar vooral in mijn puberteit had ik een conflict met mijzelf over mijn uiterlijk, dat verschilde van dat van anderen. Ik wilde net als iedere jongen de aandacht van meisjes krijgen. Oogcontact kon ik niet maken. Dat ging niet. Op straat keken de mensen me na, er werd over me gepraat en ik werd geplaagd. Wel had ik goede vrienden. Het kostte soms wat tijd, maar als ik de mensen beter kende en hen uit kon leggen wat er precies met mij aan de hand was dan accepteerden ze dat. Hier in Nederland, en in heel West-Europa, is dat anders. Hier ben ik wit onder de witten.

Mijn studie ging beter toen ik een kleine loep kreeg. Als je Perzische literatuur studeert dan moet je veel lezen in oude boeken maar met dat loepje ging het beter. Ik ben wel afgestudeerd, ook al kostte het me veel tijd en energie. Na mijn afstuderen gaf ik enkele jaren Perzische taal- en literatuurlessen op een middelbare school. Ik deed dit werk graag.

Mijn zusje is ook een albino. Ze heeft net als ik aan de universiteit gestudeerd. Vrouwen hebben het moeilijker. Ze geeft les op een middelbare school voor meisjes. Alle vrouwen in Iran dragen in het openbaar een chador. Daarom is het voor haar erg lastig om de leerlingen te herkennen. Toen ik voor de klas stond hadden de kleren van de jongens vaak verschillende kleuren. Ik stuurde mijn zusje vanuit Nederland een beeldschermloep die ik tweedehands gekocht had. Hij was kapot toen hij bij haar aankwam.

Tijdens het bewind van de sjah werden gehandicapten in Iran niet gediscrimineerd. Er waren toen vele contacten met het Westen en er woonden ook migranten met andere geloven in Iran. Via de media kwam informatie binnen. De cultuur was er totaal anders dan onder het gesloten regime van Khomeini. Door de islamisering kreeg het geloof de overhand waardoor ik me steeds onveiliger ging voelen.

In het begin hadden we geen idee. We wisten niet hoe het ware beleid van Khomeini zou zijn. Een paar jaar was de situatie redelijk. Maar daarna werd de vrijheid minder. Ik was lid van een politieke partij en het was ons verboden in het openbaar op te treden, maar ondergronds bleven we actief. Het was een linkse partij. Op een gegeven moment werden bijna alle leden van de partij gearresteerd. Na drie jaar kwam ik vrij en moest ik me iedere week melden bij het politiebureau.

Ik wilde naar Europa en gelukkig ben ik in Nederland terecht gekomen. Hier is het bijna altijd bewolkt, mijn ogen, de ogen van een albino, kunnen niet tegen de zon. De eerste jaren woonde ik in de asielzoekerscentra in Zwolle en Goes. Het was een moeilijke tijd. We woonden met zes personen op een kamer, mensen met verschillende culturen. Ik kon slecht zien dus dat was nogal eens verwarrend. Ook het eten moesten we zelf opscheppen maar ik wist niet wat er lag.

In 1997 kreeg ik de A-status en woonruimte. Vervolgens kwamen mijn vrouw en kinderen naar Nederland. Ik moest heel veel regelen maar de eerste jaren had ik nog geen voorzieningen om de taal te leren en om alle papieren in te vullen. Vluchtelingenwerk kon me niet verder helpen. Ze wisten niets over slechtziendheid, de gevolgen daarvan en de maatregelen die genomen konden worden.

Ik moest de taal gaan leren op het Boswellinstituut in Utrecht. Weer kon ik het bord niet lezen en weer had ik geen hulpmiddelen. Vluchtelingenwerk begeleidde mij toen maar nooit hebben ze me verteld welke mogelijkheden er in Nederland zijn om met een visuele beperking te studeren. Na een jaar ben ik gestopt met het leren van de Nederlandse taal.

Mijn zelfvertrouwen verdween. Ik kon mijn gezin niet helpen. Ook voor hen was dat een schok. Mijn vrouw en ik zijn gescheiden. Uiteindelijk ben ik enkele maanden onder behandeling geweest van een psycholoog.

Toen ik zes jaar in Nederland was hoorde ik van een vriend over Bartiméus. Door hen kwam ik bij Visio Het Loo Erf terecht. Daar revalideerde ik achttien maanden. Ik leerde er de Nederlandse taal en bijvoorbeeld stoklopen. Toch loop ik nog niet buiten met een stok. Ik kan hem maar niet accepteren. Ik voel me met stok nog beperkter dan zonder.

Na Het Loo Erf ging het beter met mij. De aanpassingen, zoals het spraakprogramma voor de computer, de daisy-speler en de loep, zorgen ervoor dat ik mijn slechtziendheid beter accepteer. Lezen met een stem vind ik nog steeds moeilijk. Ik gebruikte vroeger altijd mijn ogen, hoe moeilijk het ook was. Maar de stem is natuurlijk in het Nederlands en dat is ook lastiger dan luisteren naar een verhaal in je moedertaal. Nederlandstalige boeken kan ik alleen in grote lijnen volgen. Boeken met grote letters kan ik nog wel lezen maar daarvan zijn er niet zoveel.

Het gaat nu ook beter door de activiteiten die ik heb en daarmee de contacten. Ik ben bijvoorbeeld bestuurslid van de Oogvereniging afdeling Gooi- en Eemlanden, ik ben voorzitter van de Stichting Fakkel 2000, die zich inzet voor mensen met een visuele beperking in Kameroen, en ik zit in de cliëntenraad van het Riagg Amersfoort. Daarnaast ben ik vrijwilliger bij een stichting voor mantelzorgers. Ik doe boodschappen voor mensen die niet naar buiten kunnen of ik praat met ze en luister naar ze. In mijn eigen taal schrijf ik artikelen en gedichten voor het blad van een Iraanse stichting.

Het gaat nu goed met mij. Ik heb mijn weg gevonden maar er zijn heel veel migranten met een visuele beperking die ook na de revalidatie eenzaam zijn. Ze hebben geen contacten en velen zitten thuis. Er zou ook na de revalidatie iets georganiseerd moeten worden waardoor het contact met hen blijft bestaan.

Mijn ogen? Ze gaan niet meer echt achteruit. Met mijn rechteroog zie ik nog ongeveer vijf procent en met mijn linker twee. In beide zit staar maar dat kan geopereerd worden.’